Het Ratteplein (1891-1912)

De terreinen waarop Club Brugge tijdens zijn lange geschiedenis zijn thuiswedstrijden afwerkte, liggen allemaal binnen een straal van enkele kilometers, ten noordwesten van de stad Brugge, in de deelgemeente Sint-Andries.
Het allereerste echte onderkomen dat de blauw-zwarte vereniging vond, was een stuk braakliggende grond in de Sint-Baafsparochie. Om een voetbalwedstrijd te kunnen organiseren, moesten telkens opnieuw lijnen getrokken worden en doelen opgebouwd en afgebroken.
Op een bepaald ogenblik was Football Club Brugeois rijk genoeg om het terrein en alle toebehoren aan te kopen, voor de spotprijs van honderd frank.


"De Klokke" - Albert Dyserynckstadion (1912-1975)

 


 

In 1912 besliste het toenmalige bestuur van Club Brugge om aan de Torhoutsesteenweg grond te huren en er een terrein met kleine tribunes aan te leggen. De nieuwe thuishaven kreeg de naam “De Klokke”, naar de gelijknamige herberg schuin tegenover de hoofdingang.


Acht jaar later, kort nadat blauw-zwart in 1920 zijn eerste landstitel had veroverd, wou het Club-bestuur vaste grond onder de voet en werd beslist het terrein aan te kopen. Club Brugge voetbalde uiteindelijk iets meer dan zestig jaar op “De Klokke”. Het was in die periode dat de Spionkop werd opgericht, die voor bezoekende ploegen van elke trip naar Brugge een ware hel maakte. Toch bleven de enthousiaste Brugse fans jarenlang op hun honger zitten, vooraleer in 1973 alsnog de langverwachte tweede Belgische landstitel mocht worden bejubeld. Na die kampioenenviering bleef Club Brugge nog twee seizoenen op De Klokke voetballen. Tegelijk met de financiële gezondmaking van de club door het consortium rond wijlen Michel Van Maele, leidde de toenmalige burgemeester van Groot-Brugge de blauw-zwarte vereniging met de verhuis naar het Olympiastadion eveneens naar een nieuw tijdperk.

 



Olympia - Jan Breydelstadion (1975-heden)


 

 

 

 

In het najaar van 1973, kort nadat Club Brugge zich tot kampioen van België had gekroond, werd zowel bij Club als bij Cercle Brugge de alarmklok geluid. Beide Brugse verenigingen zaten in hoge financiële nood, en het stadsbestuur besliste om blauw-zwart en groen-zwart een helpende hand te reiken. Op de open vlakte achter de kerk van Sint-Andries verrees een fonkelnieuw stadion, waar zowel Club als Cercle sindsdien hun thuiswedstrijden zouden afwerken. In de zomer van 1975 verhuisden de beide verenigingen van de Torhoutsesteenweg naar hun nieuwe thuishaven, die de naam "Olympia" kreeg.
Voor Club Brugge luidde die verhuis het meest succesvolle tijdperk uit de geschiedenis van de club in. Tijdens de eerste drie seizoenen in Olympia werd blauw-zwart driemaal op rij kampioen van België.

Het stadion, dat een aanvankelijke capaciteit van 30.000 plaatsen had (waarvan 8.000 zitplaatsen), onderging in de loop der tijden nogal wat face-lifts. In 1987 werden in de Westtribune het logebouw en de business-seats ingeplant, wat het verdwijnen van 1000 zitplaatsen met zich bracht. In 1993 werd onder druk van de UEFA overgegaan tot de vervanging van bijna alle staanplaatsen door zitjes, waardoor de capaciteit terugviel tot 18.000 plaatsen.

Nadat in mei 1995 de kandidatuur van Brugge voor Euro 2000 werd aanvaard, werd in de zomer van 1997 - met financiële steun van de Federale en de Vlaamse overheid - de aanbouw van een tweede en derde bouwlaag op de Noord- en Zuidtribune aangevat. Zodoende beschikt het stadion voortaan over een volledige bovenring en over 30.000 zitplaatsen.
In 1998 werdde de naam van het Olympiastadion gewijzigd in Jan Breydelstadion.